Wat maakt deuropeningen zo heerlijk om in stil te staan? 

We vroegen het aan 3 liefhebbers

Shania Tervoorden (36)
“Mensen staan weinig stil bij de deuropening zelf. Ze zien het vooral als een doorgang, maar daardoor zien ze niet hoeveel moois de deuropening zelf te bieden heeft. Ik ben zelf gek op deurposten, ik bekijk ze graag van dichtbij. Voor mij bestaat er niets mooiers dan dat.”

John Pieters (45):
“Ik sta graag stil in deuropeningen, omdat ik niet tussen de ruimtes kan kiezen, vooral als er in beide ruimtes veel mensen staan. Als je in een deuropening staat, dan ben ben je eigenlijk, ja hoe zeg je dat… op twee plekken tegelijk. Mensen zeggen wel eens: de reis is belangrijker dan de bestemming. De deuropening is daar het beste voorbeeld van.”

Alex van der Swan (24):
“Ik zeg altijd: het fijne van stilstaan in een deuropening is dat mensen niet om je heen kunnen. Of slechts met moeite. Iemand die in een deuropening staat doet ertoe. Dankzij de deuropening ben ik iemand waar mensen rekening mee moeten houden.”

Het monumentale werk 100 jaar De Speld – Deel I is nu verkrijgbaar, bestel het hier.
9 van de 10 tandartsen raden dit boek aan.


Uw reactie telt. Juist nu.

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

gravatar

De Nederlander is van nature dubbelzinnig, hij weet niet waar een deur voor dient.
Hij trapt immers alleen open deuren in.
De heldhaftige strijd voor gelijkheid.

Reageer
gravatar

Voor de wet

Voor de wet staat een deurwachter. Een man van het platteland komt naar deze deurwachter en vraagt om tot de wet te worden binnengelaten. Maar de deurwachter zegt, dat hij hem nu niet kan toestaan naar binnen te gaan. De man denkt er over na en vraagt dan, of hij later zal mogen binnengaan. “Dat is mogelijk”, zegt de deurwachter, “maar nu niet.” Omdat de deur tot de wet zoals altijd openstaat en de deurwachter opzij stapt, bukt de man zich om door de deur naar binnen te kijken. De deurwachter merkt het, lacht en zegt: “Als het je zo trekt, waarom probeer je dan niet toch naar binnen te gaan, ondanks mijn verbod. Maar vergeet niet: Ik ben machtig. En ik ben alleen nog maar de laagste deurwachter. Er staan echter van zaal tot zaal deurwachters, de één nog machtiger dan de ander. De aanblik van de derde kan ik zelfs niet meer verdragen. Zulke moeilijkheden had de man van het platteland niet verwacht; de wet zou toch voor iedereen en altijd toegankelijk moeten zijn, denkt hij, maar als hij de deurwachter met zijn pelsjas beter bekijkt, zijn grote, spitse neus, de lange, dunne, zwarte, tataarse baard, besluit hij toch maar liever te wachten tot hij toestemming krijgt om naar binnen te gaan. De deurwachter geeft hem een krukje en laat hem naast de deur zitten. Daar zit hij dagen en jaren. Hij probeert vaak binnengelaten te worden, en vermoeit de deurwachter met zijn gevraag. De deurwachter verhoort hem vaak een beetje, ondervraagt hem over zijn thuis en over allerlei andere dingen, maar het zijn ongeïnteresseerde vragen zoals deftige heren ze stellen, en tot slot zegt hij telkens weer, dat hij hem nu nog niet kan binnenlaten. De man, die van alles had meegenomen voor de reis, gebruikt alles, hoe duur het ook is, om de deurwachter om te kopen. Deze neemt welliswaar alles aan, maar zegt erbij: “Ik neem het alleen maar aan om je niet het gevoel te geven dat je iets hebt nagelaten”. In al die jaren bekijkt de man de deurwachter bijna constant. Hij vergeet de andere deurwachters, en deze eerste lijkt hem het enige obstakel om de wet binnen te kunnen gaan. Hij vervloekt het ongelukkige toeval, in de eerste jaren luid en lomp, later, als hij oud wordt, bromt hij alleen nog maar wat. Hij word kinds, en omdat hij in de jarenlange studie van de deurwachter ook de vlooien in zijn pelskraag heeft leren kennen, vraagt hij ook de vlooien om hem te helpen de deurwachter van gedachten te doen veranderen. Tenslotte verzwakt het licht in zijn ogen, en weet hij niet meer, of het om hem heen nu werkelijk donkerder wordt, of dat zijn ogen hem bedriegen. Wel onderscheidt hij nu in het donker een glans, die onhoudbaar uit de deur van de wet stroomt. Hij heeft nu niet lang meer te leven. Voordat hij dood gaat verzamelen alle ervaringen van de hele tijd zich in zijn hoofd tot een vraag, die hij tot nu toe nog niet aan de deurwachter gesteld heeft. Hij wenkt hem, want hij kan zijn verstijvend lichaam niet meer oprichten. De deurwachter moet zich diep bukken, want het grootteverschil is zeer ten ongunste van de man veranderd. “Wat wil je dan nu nog weten?” vraagt de deurwachter, “je bent onverzadigbaar.” “Iedereen streeft toch naar de wet”, zegt de man,”hoe komt het dan dat in al die jaren niemand behalve ik heeft gevraagd om naar binnen te mogen gaan?” De deurwachter ziet wel dat de man bijna dood is, en om zijn wegebbend gehoor nog te kunnen bereiken schreeuwt hij: “Niemand anders kon hier naar binnen gaan, want deze ingang was alleen voor jou bestemd. Ik ga nu weg, en sluit hem”.

http://meeuw.org/wet.html

gravatar

De Nederlander staat tussen twee werelden en kan niet kiezen. Behalve dat hij een voet in de deur heeft van iedere mogelijke ontwikkeling. Zijn getreuzel wordt in wet omgezet, en de deur van het land wordt platgetreden door buitenlanders die zijn plaats innemen.

Reageer
gravatar

De Beatles hadden hier in de jaren 60 van de vorige eeuw al een heel verhelderend lied over:

I am he
As you are he
As you are me
And we are all together

See how they run
Like pigs from a gun
See how they fly
I’m crying

Sitting on a cornflake
Waiting for the van to come
Corporation tee shirt
Stupid bloody Tuesday
Man, you been a naughty boy
You let your face grow long

I am the eggman (Ooh)
They are the eggmen, (Ooh)
I am the doorway
Goo goo g’ joob