Daar sta je dan. Recht onder de zon. Loodrecht onder de zon. Zonder tussenkomst van glas of iets anders. Puur alleen jij en de zon. De zon, van wie je zo ontzettend houdt. Toch?
Hoe vaak heb je mij niet uitgelachen? Ik achter glas, jij in de frisse buitenlucht. Ik afhankelijk van mijn meesteres. Jij enkel afhankelijk van het weer. Wat als mijn meesteres me zou vergeten? Wat als ze op vakantie zou gaan en me eenzaam zou achterlaten om te sterven? Hoe vaak heb je mij dit niet voorgehouden? Kun je je dit nog herinneren? Of ben je het vergeten? Heb je geen energie meer voor herinneringen?
Ik zal voor je terughalen hoe het ooit was. Niet zo lang geleden zwaaide je fier met de wind mee. Je bladeren nog groener dan Jesse Klaver, je steel zo bruin, het mooiste bruin, het leek wel ebbenhout. Je bloembladeren waren de fijnste van de hele buurt. Flinterdun en toch zo sterk. En die geur! Alle meisjes kwamen naar je toe om aan je te ruiken. En dan waren ze voor even weer gelukkig.
Diezelfde meisjes lopen je nu voorbij alsof je niet bestaat. En als je al opmerken trekken ze een vies gezicht. Vroeg of laat komt iemand langs die voor je gaat staan en zijn broek openritst. ‘Zo krijgt ie nog tenminste nog wat water,’ wordt lachend geroepen. Ik zal toekijken vanachter glas. Ik ben een kamerplant, dat is wat ik doe. Ik kijk toe vanachter glas hoe jij verdort.
Ik zie dat mijn meesteres en haar gieter eraan komen. Dag buitenplant. Het was me een genoegen.
Liever sterven als een vrije plant, dan leven als een geranium!
Op buitenplanten wordt inderdaad vaker geplast.
In België is het andersom.
Duidelijk een nazaat van een tweedekamerplant.
Kamerplanten passen zich kennelijk aan aan de soort die ze dagelijks in hun buurt hebben (en van wie ze afhankelijk zijn): de homo sapiens, met zijn competitieve psychologie.
Het regent inmiddels en de meesteres is op vakantie. Voor een héél lange tijd. En haar vervangster is de sleutel verloren. Hoe genoeglijk is dat?
De afgunst van de minne kamerplant.
Schadenfreude…