De collega's van Sue hebben allemaal last van het imposter-syndroom. Als ze daarover praten tijdens de lunch, doet Sue gezellig mee, ook al begrijpt ze eigenlijk niet goed waar het over gaat en is ze heel bang dat de rest dit doorheeft.
Sue vreest continu dat haar collega’s ontdekken dat ze er niet bij hoort. “Als iemand vraagt of ik net als zij last heb van het imposter-syndroom dan mompel ik wat en zeg ik dat ik naar de wc moet zodat ze niet kan doorvragen. Alles om te voorkomen dat ik ontmaskerd word.”
Het niet hebben van het impostersyndroom breekt Sue helemaal op. “Ik lig er ‘s nachts wakker van en overdag loop ik rond met enorme kringen onder mijn oksel. Maar goed, alles beter dan door de mand vallen.”