Tutti Frutti / Shutterstock.com

Is deze stoel werkelijk vrij?

Weet deze stoel zelf eigenlijk wel wat hij wil?

Het is een moeilijke kwestie. Je bevindt je in een situatie vol met mensen en je hebt zin om even plaats te nemen op een stoel. In de verte verschijnt er een in je gezichtsveld die door niemand bezet wordt gehouden. De vraag is: is deze stoel nog vrij? Is deze stoel werkelijk vrij?

Je kunt het natuurlijk aan iemand vragen, maar wat weten die mensen er nu van? Zij gebruiken de stoel op de manier die past in ons idee van de stoel. Wat heeft de stoel dan nog te zeggen? Wij kunnen geen waarde hechten aan de uitspraken over het al dan niet vrij zijn van de stoel van iemand die de conditie van het stoel-zijn zelf niet bewust kan ervaren.

Maar om de stoel zelf als arbiter van zijn vrijheid aan te wijzen is evenzeer problematisch. Weet deze stoel zelf eigenlijk wel wat hij wil? Waarschijnlijk zijn de wensen van deze stoel het resultaat van de verwachtingen van deze en andere stoelen. De stoel kan zich best als vrij beschouwen, maar is dat juist niet het ultieme bewijs van zijn status als willoos object? Geen enkele stoel is zo hopeloos onvrij als de stoel die zich ten onrechte als vrij beschouwd.

Nee, een stoel beschrijven in termen van (on)vrijheid is een categoriefout. Een stoel kan alleen stoel zijn binnen bepaalde grenzen. Grenzen die wij de stoel hebben opgelegd. Stoel-zijn, zoals wij dat begrijpen dan, is misschien wel de kern van het bestaan van de stoel.

Maar is er dan geen ruimte voor verandering? De stoel functioneert herhalend als zetel, maar nooit helemaal op dezelfde manier. In die kleine ruimte van inconsistentie krijgt de stoel ruimte om buiten de normen en verwachtingen te treden. In die zin heeft de stoel dus nooit een volledige vrijheid, maar wel ruimte om het palet aan keuzes te verschuiven.

Dan toch maar vragen. “Is deze stoel vrij?” “Ja hoor”. “Oke, bedankt”. Goed nieuws voor de stoel. Misschien maar weer eens gaan.


Uw reactie telt. Juist nu.

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

gravatar

Als ik de stoel plaats in een gesloten ruimte en de stoel kapot gaat als ik de ruimte open, dan is de stoel in bezette en niet bezette status tegelijkertijd als ik hem nog niet geopend heb

Reageer
gravatar

Geweldige tekst. Ik heb er werkelijk goed om kunnen lachen. De speld stelt ons nimmer teleur. Enige ding van deze ouwe zijksnor: ‘de stoel die zich ten onrechte als vrij beschouwd’ hoort gecorrigeerd te worden tot ‘beschouwt’, met een t dus. Bedankt voor uw humor. Henk is out

Reageer
gravatar

Tsja, als ik met een enkelband op straat loop ben ik vrij denk ik, maar als ik met een vrouw op straat loop die niet vrij is ben ik wel heel gelukkig en zijn we in staat om samen op 1 stoel te gaan zitten

Reageer
gravatar

Het paradoxale is juist dat als een terrasstoel geschikt is om bezet te gaan worden door een klant, hij allesbehalve vrij is. Hij maakt deel uit van de inventaris van de horecagelegenheid die open is, en moet dus beschikbaar zijn voor gebruik. Pas als de gelegenheid gesloten is en de stoelen opgestapeld en bijeengebonden zijn, zijn ze vrij, in arbeidsrechtelijke zin dan.

Reageer
gravatar

Het overkwam mij wel dat ik, des nachts rond tweeën dolend rond de Lichte Gaard, maar alleen, zozeer vermoeid geraakte, dat ik, omziend naar een gelegenheid het droeve hoofd te rusten, mij in een stapel terrasstoelen hees.

hiek

gravatar

Rousseau: “L’homme est né libre, mais partout il est en fers”, De mens wordt in vrijheid geboren maar verkeert overal in boeien. Uit “Le contrat social”

gravatar

Mijns inziens wordt hier de foute aanname gemaakt dat het concept stoel door een stoel als identiteit ervaren wordt. “Stoel” is een externe functie-omschrijving die wij objecten opleggen wanneer we erop willen zitten. Een steen kan door ons als stoel worden beschouwd. Fat terrasstoelen over het algemeen met het doel “stoel” zijn gebouwd wilt niet zeggen dat diens doel beperkt is tot stoel of dat het zichzelf als zodanig zou omschrijven..

Reageer
gravatar

Nooit verwacht, toch gekregen. Intellectualisme in De Speld, Deze week: het fenomenologisch existentialisme belicht vanuit Husserl, Merleau Pont, Heidegger en Sartre. Sandra, je hebt een zoen op jouw voorhoofd verdiend met deze bijdrage. In dit verband past ook de vraag van Shakespeare: “What’s in a name?