De gelukkige winnaar van de Libris Literatuurprijs 2011 woont in Alphen aan den Rijn. In deze aflevering van Globaal Nieuws zoeken we de winnaar op en maken we alle schrijvers in de buurt blij met geweldige prijzen.
Libris Literatuurprijs gevallen in Alphen aan den Rijn
Zo triest dat het altijd weer de prijzen zijn die ergens vallen. En ze zijn al zo breekbaar.
Gewoon oprapen, kusje, niet meer huilen, klaar.
Valt Rotterdam-Noord ook onder ‘in de buurt van Alphen aan den Rijn’?
(Al zou het maar een kleintje zijn, ik wacht als schrijver nu al maanden lang op mijn eerste prijs.)
Ik val u bij, heer Bøs; het schrijversareaal uit Rotterdam wordt weer eens ondergeschoven.
Voor het in de wacht slepen van een terechte doch op ondoorzichtige wijze niet uitgekeerde prijs, zouden we Alphen kunnen omdopen tot Alphen aan de Rotte.
Het is dan als Bonaire: een buitenwijk ver genoeg om geen overlast te veroorzaken, doch deel genoeg om als windeelgemeente te fungeren.
En gelukkig verzorgt de NS met uiterste regelmaat sein, wissel- en andere storingen op het traject om de wijkbewoners af te schrikken verder dan hun dorpsgrenzen te reiken.
Jullie in 010 hebben toch alleen die..hoe heetie ook alweer van “Rotterdam Schiedam Vlaardingen Maassluis,. hoekie om trappie af gekkenhuis”
Nu ja, hoe hebben wij het nu? Onbekendheid is één ding, onwetendheid een tweede. Ik proef hier enige onwil zich in de materie te verdiepen.
Buiten dat: ik noem een heer Bøs. een Spaland, een Outsider en menig ander op deze pagina’s.
Me dunkt: dat volstaat.
Ja Jeettje, wat mij betreft mogen alle inwoners van Zuid Holland een gratis boekenbon van de firma Libris krijgen; het is jullie gegund.
Het gaat mij meer om de definitie van schrijver. Wanneer is iemand een schrijver? Als hij/zij wel eens iets op papier zet? Als hij/zij wel eens twittert? Of pas als het betreffende werkje ingenaaid in vetlederen band en goud op snee is uitgegeven door een respectabele uitgeverij? M.a.w. welke rol speelt De Slechte in het schrijverschap qua erkenning?
Bijna was deze uithoek van De Speld aan mijn aandacht ontsnapt. Waarom is het toch dat buitenstaanders altijd Rotterdam weer tot het mikpunt moeten maken? Laatst nog. Iemand (een Amsterdammer, ik kan het ook niet helpen) vertelde dat hij door de Roséstraat was gereden. Dan legt men geduldig uit dat het niet de Roséstraat is, maar de Rósestraat. Daarbij legt men uit dat de heer Rose een belangrijke Rotterdammer was. Prompt galmt zo iemand dan: “Een belangrijke Rotterdammer! Dat bestáát niet.” Als toppunt van zieligheid moet men dan heel hard om zichzelf lachen. Ik stel daarom voor dat de andere steden een enclave in Rotterdam krijgen alwaar de elders gewonnen prijzen kunnen worden ingeleverd.
Heer Van Mathenesse Spaland,
Elke auteur die Rotterdamse schrijvers onbelangrijke lieden vindt, valt te prijzen.
Wel wel, zelfs het heertje Kabouter wenst een beprijzing toe te kennen.
‘Veul zal het niet wezen’, zoals mijn overgrootmoeder placht te zeggen als een van de kleinkinderen met een gevuld knuistje triomfantelijk op haar toekwam. Zij kende haar pappenheimertjes! ‘Afgeprijsd is ook geprijsd’, moet zij gedacht hebben, terwijl zij liefdevol het geschenkje in ontvangst nam.
En dan vertelde Opa weer verhaaltjes over de Rotterdamse geschiedenis van de pugilistiek met haar vele niet onbelangrijke vedetten. Kent u ze nog, Heer Paulus? Uiteraard een Bep van Klaveren, maar ook een Cor Eversteijn, een Bert Nikkelen Kuijper, een Rudi Lubbers?
Tja, ik ben geen gewelddadig man, maar ik mag mensen welke menen dat Rotterdammers niet ter zake doende makke schapen zijn, er gaarne sportief op wijzen dat zulks zeer bezijden de waarheid is. Het ‘waar ut valt, daar leg ut’ hebben de verzorgers van de tegenstanders van voornoemde vuistvechters al te vaak gehoord, terwijl ze hun slapende pupil van de canvas trachtten te tillen.
Geenszins om u te bedreigen, maar slechts om u er op te wijzen dat van Rotterdamse auteurs een zelfde explosieve kracht uitgaat: voorzichtigheid zij geboden, ook met lezen!
Paulus den Bouter heeft inderdaad veel praatjes voor zijn schoenmaat, heer Jeettje. Maar uw welgekozen woorden zullen hem leren paddestoelen voor citroenen te verkopen.
Ik wíst ‘t, ik wíst ‘t, ik wíst ‘t!