Emma is blij dat ze op haar familieweekend geen vragen heeft gekregen over haar niet-bestaande vriendje. Haar familie was meer geïnteresseerd in de vraag of ze al een vaccinatie heeft. “En, Emma, heb je ‘m al?”
Familiefeesten zijn voor Emma altijd zwaar geweest. Nog steeds heeft ze geen vriendje en dat moet ze altijd verantwoorden. “Waarom niet?”, vraagt haar tante Gerda dan. “Misschien moet je je er wat meer voor openstellen.” Meestal begint ook haar oom zich ermee te bemoeien. “Ik weet nog wel iemand leuks,” zegt hij dan terwijl hij zijn contactenlijst doorscrollt. “Hier, Bert. Dat is een hele leuk kerel. Ken ik nog van het darten.”
Maar dit weekend gaat alles anders. “Hoelang heb je hem al?”, vraagt haar tante. Haar oom buigt naar voren: “Welke heb je? Hoe voelt het? En heb je er één of twee?" Emma pakt een handjevol chips. “Janssen, sinds vorige week woensdag”, glundert ze. Voor het eerst in haar leven is ze niet knalrood geworden. Ook de familie is er blij mee. "Wat fijn voor je," reageert haar tante. "Kun je eindelijk meepraten met de volwassenen.”