Nu Tata Steel in ruil voor financiële steun van de overheid de overlast en gezondheidsschade voor omwonenden moet beperken, kampt het bedrijf met een identiteitscrisis. ‘’Wie zijn wij nog zonder een verhoogde kans op kanker in de omgeving?’’, zegt de directeur van het staalbedrijf vertwijfeld. Hij doet de uitspraak in zijn zwart geblakerde hoofdkantoor, tijdens een speciale vergadering die is bedoeld om de crisis aan te spreken.
‘’We hadden min of meer geaccepteerd en geïnternaliseerd dat bij ieder productieproces kosten horen, en dat een van die kosten een verhoogde kans was op carcinomen, dat hadden we een soort van stilzwijgend omarmd. Uitstoot hoort erbij, waar gehakt wordt vallen spaanders, waar men staal maakt, daar men ziekte accepteert. Nu we alles moeten omgooien, moeten we echt zien wat ons eigen ‘nieuwe normaal’ wordt.’’
De directie benadrukt dat het niet ‘ondenkbaar’ of ‘bizar’ is als het streven wordt dat er straks helemaal geen toegenomen incidentie van kanker in de omgeving van de fabriek meer zou zijn, maar dat het wel nog ‘heel raar’ voelt. ‘’Nieuwe ideeën moet je tijd geven om te landen. Niet in de laatste plaats bij je aandeelhouders. Zij hebben emotioneel flink geïnvesteerd in het idee van winstuitkeringen, groei en een zekere verhouding tussen kosten en baten. Daar hoorde een toegenomen kans op kanker van oudsher bij, dus daar moeten we ons op een of andere manier toe zien te verhouden. Maar ik kijk hoopvol naar de toekomst. Samen komen we hier sterker uit.’’