Nederlanders spreken inmiddels beter gebarentaal dan Duits

Zes op de tien Nederlanders spreken inmiddels beter gebarentaal dan Duits, dat concludeert het Centraal Bureau voor de Statistiek in het onderzoek De Nederlandse Talenknobbel (2020). De onderzoekers spreken van een opmerkelijke verschuiving ten opzichte van vorig jaar. Toen sprak negen op de elf Nederlanders nog beter Duits.

Het Duits was eerder al ingehaald door het Engels, nu komt daar dus ook nog Nederlandse gebarentaal bij. “Minder vakanties in Duitsland aan de ene kant en meer Irma Sluis aan de andere kant zorgen ervoor dat de talenkennis van veel Nederlanders verschuift”, vertelt taalwetenschapper Mats de Boer. “Met die persconferenties pik je elke week wel weer een paar extra woordjes Nederlandse gebarentaal mee. Terwijl: Duits, wanneer gebruik je dat nog? Alleen als je Duitse toeristen in supermarkten moet uitleggen welke flessen water met en welke zonder koolzuur zijn. Maar ja: tegenwoordig zijn de grenzen dicht dus zelfs dat hoeft niet meer.”

Uit het onderzoek komt ook naar voren dat Nederlandse gebarentaal aan populariteit wint ten opzichte van het klassieke Nederlands, waarbij woorden worden uitgesproken. “Veel jonge ouders voeden hun kind tegenwoordig tweetalig op”, vervolgt De Boer. “In gebarentaal en in het Engels. Ouders willen toch het beste voor hun kinderen. Ze zien Nederlands als een taal uit het verleden. Engels en gebarentaal zijn voor hen de talen van de toekomst.”

Inmiddels spelen ook veel organisaties in op de nieuwe trend. Zo was laatst op televisie een voorstelling te zien van Peter Pannekoek met een gebarentolk erbij. De Boer: “Zo zie je dat gebarentaal het Duits voorbij is. Ik heb hier nog nooit een cabaretvoorstelling gezien met Duitse nasynchronisatie.”