De onlangs geopende expositie ‘Hyves – de krabbelende mens’ geeft een bijzondere inkijk in de sociale wereld van de digitale mens in het begin van deze eeuw.
Bij de ingang van de westelijke vleugel staat een groot bord: ‘Jij hier?!:).’ Het is de eerste krabbel in de Nederlandse geschiedenis. Sociaal contact zal zich vanaf dat moment steeds meer afspelen via krabbelen, tikken en buzzen. De expositie toont een wereld die alleen de oudere generatie nog heeft meegemaakt.
Alleen na grondig onderzoek zijn conservators erachter gekomen dat de krabbels een soort ‘wall’ zijn zoals we die kennen van Facebook. “Als je kijkt naar krabbels van 2004, die zijn vrijwel onbegrijpelijk. Alleen met behulp van taalhistorici is er een vertaling gekomen in een hedendaags idioom.” aldus Rijksmuseumconservator Karel Everhart. Zo hangen er onder de krabbels bordjes met vertalingen en uitleg.
Volgens neerlandicus Herman Pleij biedt de tentoonstelling een rijke schat aan informatie, ook over het heden. “Je zult de huidige tijd nooit goed kunnen begrijpen, als je niet weet wat Hyves was en wat het betekende voor de mensen die leefden in het begin van de 21e eeuw. Er loopt een directe lijn van het gebruik van Hyves naar de manier waarop we tegenwoordig gebruik maken van bijvoorbeeld de sociale media. Helaas wordt in het geschiedenisonderwijs nog te weinig uitgelegd dat die twee zaken uiteindelijk indirect met elkaar samenhangen. Daardoor ontbreekt bij veel mensen essentiële kennis over onze nationale identiteit.”
Volgens Pleij vertelt het verhaal van Hyves uiteindelijk het verhaal van Nederland: ‘Als we kijken naar Hyves zoals dat gebruikt werd aan het begin van die 21e eeuw, dan zien we in een spiegel eigenlijk onszelf. Alle kenmerken van Hyves zijn direct of indirect te herleiden tot onze volksaard. We ‘converseren’ niet, nee: we ‘krabbelen’, want alles moet kleinschalig en gezellig zijn. Dat is die typische burgerlijkheid die de Nederlander nu eenmaal kenmerkt.’
“We vinden het belangrijk dat deze tentoonstelling voor iedereen toegankelijk is en daarom zijn we nu bezig om binnen vijf jaar alle hyvesprofielen te digitaliseren,” aldus Everhart.
De expositie is nog te bezichtigen tot 23 januari 2012.
Toch knap dat die taalhistorici nog wat hebben kunnen maken van het vroegeenentwintigste-eeuwse Nederlands!
Heeft Florrie (Floris voor intimi) Rost van Tonningen met de oprichting van Hyves toch nog iets terug kunnen doen om wat goed te maken van de politieke blunders van wijlen haar echtgenoot.
Graag wil ik dit artikel delen op Hyves. Kunt u me uitleggen hoe ik dit moet doen?
Aaah, die goede oude tijd waarbij altijd wel iemand ‘FIRST’ riep en dan voor rotte vis werd uitgemaakt. Goede herinneringen!
l8r
Leuk zo’n tentoonstelling. Misschien zorgt de nostalgie ervoor dat er net zo’n revival komt als met de Langspeel Plaat. U weet wel; de opvolger van de CD.
In de VS is het ‘vinyl’ nooit helemaal weggeweest, in Nederland wél. Nu begint hier de LP-markt ook weer te groeien. In Nederland zijn we vaak “Roomser dan de Paus”, soms zelfs prematuur. Denk maar aan Lubbers’ r.k. Kruisraketten en inzage in de passagierslijsten en ID’s van vluchten van Nederland naar de VS.
Hyves? Tweets? Krabbels? Kastjes? Wij hebben ons in de moestuin achter een grote kast met een deur staan met daarin de doëve. Die steek je een brief in de vot en gooit ze de lucht in. Als we post krijgen, kunnen we die ons de dag daarna eten of soep van trekken. En de doëve hebben alleen voer van de Boerenbond nodig en geen snoer of batterijen.
Juist; de rubberen oranjerode genopte vingerdopjes die kassiers gebruikten om geld te tellen. En stempels; nog hoor ik de dubbelklik van nummerstempels op documenten 51 en 53 achter de loketten in de Puntegaalstraat. Telex en telefax, natkopiëren en de irritatie aan de vingers als men een kopie te nat had aangevat. Kaartenbakken en Hollerith-kaarten. En: de groene rekenmachines (van Facit?) met zwengelbediening. Het gesuis en geplop van de buizenpost, de blijde verwachting over wat er nu weer was binnengekomen. De kantoormystiek van de jaren ’50 en ’60, achterhaald en gedemystificeerd door de monitor op het bureau. Een era waar geen hedendaagse museumcurator nog belangstelling voor heeft. Erfgoed dat verdween.
Hm, nu u er het zo over heeft, over erfgoed; valt mij in dat er nog iets erfgoedachtigs is verdwenen. De paternoster zullen wij nooit meer zien: in dit tijdsgewricht zou het apparaat als levensgevaarlijk worden gekwalificeerd en al dan niet met behulp van Europese regelgeving verboden zijn geworden.
Vroeger was het nog mogelijk een kapotte knie te vallen, een gat in de kop – aldus een wijze levensles lerend: kom daar nu eens om.
Bleekneusjes, door overbezorgde ouders van valhelmpjes en andere beschermers voorzien, op driewielertjes. Nu vraag ik u!!
Waar is de gezonde Hollandse jongen en de frisse Hollandse meid gebleven? Als we het toch over verdwenen erfgoed hebben.
Let wel op: ik heb het niet over herkomst, maar over het concept.
De mechanische rekenmachines waren inderdaad van Facit. Verder herinner ik mij de grote tekenborden met tekenmachines van Kuhlmann. Professionele technici gebruikten passerdozen van Wildt of Mahoo en de rekenlineaal was doorgaans van Sun. Dit alles is op de vuilnishoop gegaan, net als de vaardigheid om een staartdeling te maken.
Tja die paternosters; toen Leeflang senior nog bij de politie werkte op het Haagsche Veer, had men daar ook paternosters. Toen moeder, ik en broertje eens vader van het werk afhaalden, moesten we met de paternoster. Ik herinner mij nog heel goed dat broerlief bij “omlaag” iets te laat instapte en toen een aardige smak naar beneden maakte, tand door lip en schaafknie. Ik heb altijd aanvechting gevoeld eens een ‘rondtrip’ te maken, helemaal boven- en onderlangs, maar helaas nooit gedaan: vader wilde niet dat ik er een spelletje van zou maken en zei dat bodem en plafond na de ‘omkering’ wisselden. Toen ik begreep dat dit niet zo was, was de paternoster al v.v.t.! Oneigenlijk gebruik van Latijns credo ‘pater noster’: Onze Vader (die in de Hemelen zijt). Maar zó hoog ging de paternoster helemaal niet!
Goed nieuws voor u, heer Leeflang. Volgens Wikipedia zijn er bij het Ziggogebouw in Den Haag en bij Tata Steel Europe te IJmuiden nog paternosters in dagelijks gebruik werkzaam. U zou uw gemiste jeugdervaring dus alsnog kunnen beleven.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Paternoster_(lift)
Dank voor uw inspannend spitwerk, heer Spaland: het is dus nog niet te laat!
De roep om middels het notariaat een Stichting Vrienden Van de Paternoster op te richten moet nu gehonoreerd worden.
In de oprichtingsakte zal nauwkeurig omschreven moeten worden de doelstelling van de Stichting welke zal zijn: het in standhouden en verzekeren van de goede werking van Paternosterliften in Nederland, eventueel uit te breiden naar de lidstaten van de Europese Unie mitsgaders deze liftsoort op de Werelderfgoed-lijst te plaatsen, opdat zij voor uitsterven behoed zal worden.
Een Stichting zonder winstoogmerk, uiteraard, met een bescheiden doch gepaste vergoeding voor de leden van de Raad van Bestuur.
Het lijkt mij gezien het internationale karakter van de stad, de hoofdzetel van het Bestuur aan Rotterdam zou moeten toevallen.
Als aanvullende fondsen, benevens de subsidies om Werelderfgoed te conserveren, schoot het mij te binnen dat de Stichting VVP haar betalende leden minimaal éénmaal per jaar een verzorgde dagtocht zou kunnen aanbieden behelzende een bezoek aan een in werking zijnde paternoster.
Leden zouden dan, wel voor eigen risico, gebruik mogen maken van de contraptie.
Helaas zal gestipuleerd moeten worden dat slecht ter been zijnde leden het gebruik van rollator of (licht-)metalen wandelgerei niet is toegestaan bij het betreden van de paternoster: wij willen als Stichting natuurlijk niet de verantwoording dragen voor lelijke beschadiging aan of van de paternoster.
Uw tempo ligt mij wat hoog, heer Jeettje. De stichting is nog niet opgericht en u gaat al over tot het besteden van gelden ten behoeve van dagtochten. Alles op zijn tijd. Laten wij eerst komen tot een oprichtingsakte en het roken van een sigaartje bij de notaris. Verder dient de stichting eerst uit de oprichtingskosten te zijn voordat wij onze ideële doelstellingen kunnen verwezenlijken, waaronder de gepaste vergoeding voor het bestuur.
Om de doelgroep toch van dienst te zijn zouden wij vooralsnog kunnen volstaan met het vertonen van filmvoorstellingen van werkende paternosters. Die groep is daar in hoge mate mee gebaat omdat aldus pijnlijke valpartijen worden vermeden.
Het is waar, mijn enthousiasme draaft mij ietwat door, maar ter vergoelijking zij gesteld dat men, teneinde geldschietende banken (die helaas het tempo van kuitschietende zalm niet hebben overgenomen) enig startkapitaal te ontwringen iets moet produceren, zoals men in die kringen pleegt te noemen een “businessplan”. Mijn idee was daartoe een aanzet te geven zodat duidelijk wordt dat er op bescheiden wijze kapitaal kan worden gereanimeerd.
De filmvoorstellingen daarentegen zijn een goede idee, hetwelk in de aanloopfase als instructie materiaal uitstekend dienst kan doen, zodat men ook op eventuele werkbezoeken niet voor onaangename verrassingen komt te staan.
Rest nog onder genot van een goed glas en een smeuige sigaar van gedachten te wisselen over een Verenigingsuitgave in boek- en bladvorm, verlucht met fotomateriaal uit vervlogen tijden en wetenswaardigheden.
Misschien zelfs een postzegelreeks, waag ik mij af te vragen?
Ik heb ook ergens gelezen dat je op Hyves ‘Gold members’ had. Deze mensen konden dan kiezen uit een ruimer arsenaal van smileys, bewegende plaatjes die we ook zagen in de begintijd van het internet.
Om dan nog maar te zwijgen van het tijdperk dat berichten werden uitgewisseld door via Telix in te bellen op een BBS. Dit uiteraard draaiend onder MS-DOS. Bewegende beelden waren er nog niet zo. OK, je had natuurlijk Pacman 🙂
Oe, Telix. dat heb ik ook nog gebruikt. Geweldig systeem, jammer dat we dat verlaten hebben. Toen moest je nog iets DOEN waardoor oplettendheid om de juiste handelingen te verrichten verhinderde domme dingen neer te plempen. Het gaat nu te makkelijk.
En de buizenpost, jawel. Samen met de paternoster een symbool van gestaag werk zonder oververhitte koppen.
Ach, ik wil niet zeggen dat vroeger alles beter was, zeker niet, maar ik raad de jeugd aan musea te bezoeken om zich voor te bereiden op een achteruitgaande toekomst: dit kabinet zet alles op alles om het lijfeigenschap weer terug in te voeren.
Als de eerste velletjes carbonpapier weer in kantoorboekhandels te verkrijgen zijn volgt de rest vanzelf.
Inderdaad, de paternoster. U zet een raam in mijn geheugen open. Die paternoster past in het beeld van een gezapig arbeidstempo, doch niets is minder waar. Het tempo was zeer hoog. Om te beginnen was het wachten op de lift er niet bij omdat er iedere halve minuut een lift voorbij kwam. Kom daar nu eens om. Verder was er absoluut geen tijd voor het gestuntel met rollators bij het in- en uitstappen en ook dat leidde tot een aanzienlijke tijdwinst. Men had trouwens helemaal geen rollator. Een stok voldeed prima, zowel als hulpmiddel bij het lopen als bij het van zich afslaan van roofzuchtig gespuis. Vooral op dit laatste punt laat de rollator, als zijnde te zwaar om zwiepend te hanteren, het gevoelig afweten.
En dan dat carbonpapier. Vooral dat eenmalige carbonpapier gaf af. Na een dag op kantoor was men vuiler dan een kolenboer. Na een dagje typen op de Adler typemachine was men niet te onderscheiden van een schoorsteenveger.
Wat u zegt. En met de paternoster wist je altijd waar je aan toe was: je ging naar boven of je ging naar beneden; in de hedendaagse lift is het altijd de vraag welke kant het ding opgaat. En even geaarzeld bij het uitstappen? Gewoon blijven staan en dan alsnog een poging wagen als de paternoster was doorgedraaid.
Mijn grootmoeder was goed ter been en derhalve niet in het bezit ener stok, maar loste dat probleem op met paraplu en handtasje, het gespuis van zich slaand.
Met een rollator had zij ook niet uit de voeten gekund, doch ik erken de mogelijkheden die een scootmobiel in zich draagt: het wachten is slechts nog op een uitvoering met rupsbanden.
Nostalgie overmant mij: ach waar zijn ze gebleven, de rubberen genopte vingerdopjes?
Het mooiste vond ik nog dat je elkaar niet simpelweg “leuk” vond, maar je “respecteerde” elkaar. Toen was er nog onderling respect…toen nog wel…
Mijn leerlingen zijn tijdens de geschiedenisles de hele tijd indirect bezig met sociale media. En in het vormen van een gemeenschappelijke identiteit zijn het ook keien. Kan je nagaan, en dat terwijl ze nog geen 18 zijn! Ik maak mij dus,ondanks de sombere voorspelling van prof.dr. Pleij, geen zorgen over onze toekomstige ‘nationale identiteit’. Zij zullen hem vinden! Iets dat wij nagelaten hebben. Sinds de jaren zestig zijn er generaties naar op zoek geweest, maar hebben gefaald. Misschien wat teveel bezig geweest met linkse hobbies.
Ik kan mij de tijd van de buizenpost nog wel herinneren. Dat was heel praktisch. Je zond iemand een krabbeltje met als vriendelijk gebaar een bakje koffie erbij.
Ik weet nog goed, Voor hyves ging je eerst naar huis, dan naar je kamer en daar stond dan een grote vierkante kast. Die moest je ‘aan’ zetten en dan kon je naar ‘hyves toe gaan’. Het was echt helemaal hip in die tijd, maar als je niet thuis was dan kon je er niks mee.
Ik weet niet goed meer, maar volgens mij als je toen in een kroeg zat kon je helemaal niks met elkaar doen. Er was geen twitter, geen facebook, zelfs geen wordfeut…. Ik vraag me af of er toen eigenlijk wel kroegen waren.
Was een krabbeltje niet iets uit de tijd dat de mensen nog konden schrijven?
In Altamira zijn in een grotje ook wat krabbeltjes te vinden, maar om nou te zeggen dat de makers daarvan het schrift machtig waren……
Was het niet verstandig geweest om op deze tentoonstelling ook aandacht te besteden aan het fenomeen twitteren?
Geweldig. Dit doet me weer terugdenken aan vroegere dagen. Ik weet nog dat we op winterse zondagen bij de open haard zaten, met het hele gezin. Rond de namiddag verzamelden we ons rond de laptop om de krabbel van oom Rien en tante Jo te lezen, die helemaal uit het (toen nog) verre Amsterdam kwamen. Het was een beleving, vooral voor een kleine jongen als ik. Mijn vader typte altijd een stukje terug, en ik mocht met mijn twee jongere zusjes ook nog een stukje typen. Ik wil niet melancholisch gaan doen, maar vroeger…
Prachtige tentoonstelling, ik was daar met mijn ouders en heb hun echt ervan zien genieten. Niks zo fijn als ineens weer die jeugdige blik die terug graaft in een verleden, te zien bij beide ouders. Zelf vond ik het ontzettend leerzaam, belachelijk ook dat dit onderwerp niet in het lespakket valt. Ik besef me nu zeer terdege dat bepaalde manieren van communiceren allemaal afgeleid zijn uit de ‘hyves’ periode. Nogal primitief, maar dat is ook logisch. Men kwam net uit de periode Bush en je moest toch door met de weinige middelen die men had.
Het moderne gebruik van het woord “pingen”wordt hier achterwege gelaten. Dat is een ernstige omissie.