Vooraf was er grote twijfel: moest Nederland de Nations League nu beschouwen als een groot toernooi of niet? Nu Oranje de finale heeft verloren, is het glashelder. Ja, de Nations League is een groot toernooi.
“Nipt onderuit gaan in een lelijke finale, dat voelt als 2010. En de tegenstander met die cup zien zwaaien terwijl het niet nodig was om te verliezen, dat doet denken aan ’74 en ‘78”, zucht commentator Jeroen Grueter. “Dit toernooi is vergelijkbaar met een WK en waarschijnlijk groter dan een EK. Hadden we dat van tevoren maar geweten.”
Twee keer scoren dat ws alles. Of korfbal, dan hadden we ook gewonnen.
Meedoen is belangrijker dan winnen; het bereiken van de finale is een Nederlandse specialiteit, het verliezen ervan evenzeer. Voetbal is oorlog zei Rinus Michels, en Nederland is toch maar mooi alle belangrijke finale oorlogen aan het verliezen. Wij zijn gewoon niet gemotiveerd genoeg; het wordt tijd voor wat geradicaliseerde Syrië-gangers in onze Mannschaft.
Verliezen is belangrijker dan winnen.
Neesjunslieg?
Jeroen Grueter heeft groot gellijk. De Nederlanders hadden niet hoeven te verliezen van Portugal. Ze dreigden wel maar scoorden niet.
Wat dat betreft betreft deden ze niet onder voor de prestaties van de PVV- er’s in het Europese Parlement.
Awel, Nederland mag fier zijn op haar fenomenale prestaties in voetbal-finales: ’74, ’78, ’14 en nu weer in ’19; altijd maar nipt 2e, net Zoetemelk in de Tour de France.