Je mag best van Menno weten dat hij van pittig eten houdt. “O, ik? Haha, ja doe er nog maar wat rode pepers bij hoor”, zegt hij met een verontschuldigend lachje. “Doe maar lekker pittig”, knipoogt hij nog maar eens, “het kan mij niet heet genoeg zijn.”
“Ik ben vorig jaar op Bali geweest, toen kon ik makkelijk mee met de locals”, vertelt Menno aan de ober die zijn bestelling komt opnemen. “Echt hoor, op het resort stonden ze ervan te kijken. Van mijn vriendin hoorde ik later dat de kok zelfs even vanuit de keuken naar mij keek, ik denk uit verwondering over dat ik mijn eten zo spicy at.”
“Heel gek: ik proef het nauwelijks meer als ik niet-pittig eten eet. Het moét voor mij eigenlijk lekker spicy zijn, anders doet het me niks meer. Op een gegeven moment wen je er gewoon aan. Ik gooi overal Conimex Sambal oelek doorheen, vind ik heerlijk. Anders proeft alles zo flauw.”
“Ze zeggen weleens dat het als een soort rollercoaster is: er is de zweem van gevaar, zonder dat je echt gevaar loopt. Al vraag ik me wel echt af of hoe pittig ik eet voor anderen niet een gezondheidsrisico zou zijn. Mijn eten is namelijk voor de gemiddelde Nederlander wel echt su-per pittig.”