Robin heeft het hele jaar geoefend om ‘Alane’ van Wes uit zijn hoofd te leren en hij hoopt nu dat ze ‘Alane’ van Wes draaien op de oud en nieuw-party. “Son déri sang, mini sondé”, neuriet Robin terwijl hij zijn jas ophangt bij binnenkomst op het feest.
“Niet te veel op hopen, dan kan het alleen maar tegenvallen”, denkt hij terwijl hij de keuken binnenloopt. Robin fluit het refrein van de Kameroense megahit uit 1997, waarna hij zelf de eerste woorden nog maar eens herhaalt terwijl hij een biertje pakt. “We ya senga, has wéhé“, zingt hij opgewekt, staand voor de koelkast.
“Wat zeg je?”, vraagt een vrouw naast hem, en als Robin hoopvol en verrast opkijkt merkt hij dat ze het tegen iemand naast hem had.
Robin loopt onopvallend langs de laptop in de hoek van de kamer en kijkt naar de Spotify-lijst op het scherm. In zijn hoofd gaat hij na of ‘Alane’ van Wes in de lijst ‘Summer hits jam early 2010s’ kan staan. “Weet je wat een lekker nummer is?”, zegt hij tegen een jongen die eruit ziet alsof hij hierna naar De School gaat, “‘Alane’ van Wes.” De jongen reageert niet. Robin druipt af naar de wc om op zijn telefoon te kijken. “Alanè mba yi woumaaaaaaaaaaaaaaaa”, schreeuwt hij uit volle borst op de plee.
Humor ligt meestal op het vlak van de zelftoegeeflijkheid aan de domme dingen van een kind te zijn of de imbeciel te spelen, gericht tegen de autoriteit van een ouderlijk iemand, die nergens meer te zien is; dat is de gevaarlijke kant. Om je voor schut te zetten. Zo zijn ze ook met de meester die zich niet wil verootmoedigen. Een nog gevaarlijker kant van deze humor die zich tegen je verzet is de variant betutteling, waarmee degenen die een of andere autoriteit hebben zich uit schaamte voordoen als je gelijke op het niveau van een kind dat moet leren plassen.
Ik ken het Smurfenlied!