Wie trekt daar bij nacht en ontij door de stad om haar bewoners, maar vooral vrouwen en kinderen, te beschermen tegen monsters en misdadigers? Het is Manman, de geheimzinnige superheld die door een genetisch ongeluk de krachten van een man heeft gekregen.
Gekleed in zijn mannenkostuum maakt hij deel uit van de samenleving. Soms maakt hij ook praatjes, dan legt hij weer eens wat uit, of doet hij een boodschapje. Manman weet nog niet wat hij vindt van huurfietsen. Hij vraagt aan andere mensen hoe het met ze gaat en praat – dat is nieuw- ook wel eens over zijn eigen psychische gesteldheid. Het mag geen verrassing zijn dat Manman voor veel vrouwen (en stiekem ook mannen) als sekssymbool geldt.
Manman heeft allerlei bijzondere eigenschappen die in de natuur meestal alleen mannen hebben, zoals ejaculeren, baardgroei en statistisch gesproken bredere schouders. “Maar het gaat natuurlijk niet om mijn superkrachten”, geeft Manman, galant als de held is, natuurlijk meteen toe. “De echte mannelijkheid zit van binnen. Iedereen van goede wil heeft het in zich om een man te zijn.” Manman wijst naar het hart, en klopt op de borst.
Wij willen Manman vragen of de geruchten over zijn identiteit (hij zou in het dagelijks leven een hele gewone mens zijn) waar zijn, maar dan blijkt Manman al vertrokken in de nacht. In de verte verstommen langzaam zijn ferme voetstappen. Dankjewel Manman, dankzij jou zijn we veilig.
Kearl, kearl, wat ‘n kearlk’n.
Vage kennissen krijgen terecht vage sprookjes voor hun kiezen.
Als ik hier als echte kennis mijn beoordeling had mogen plaatsen, had dat nul sterren voor Jos opgeleverd.