In de kunstwereld is ophef ontstaan over het optreden van kunstenaarscollectief ‘De Rotte Vinger’, die het ontvangen van subsidie tot kunstwerk verheven heeft. Het dertigtal kunstenaars dat het collectief vormt heeft al verscheidene jaren geen enkel werk geproduceerd en is onlangs de wacht aangezegd door het landelijk coördinatiepunt Werk en Inkomen voor Kunstenaars (WIK). Het WIK heeft geëist dat de kunstenaars de komende zes maanden minimaal elk twee werken produceren en exposeren, of korting op hun uitkering riskeren.
Binnen de kunstwereld is een stevige discussie losgebarsten over de voors en tegens van de actie. Verschillende kunsthistorici geven te kennen dat het lastig is de kunstenaars de subsidie te ontnemen, daar het ingediende werk – in de vorm van bankafschriften en een aantal toegangskaarten voor kunstenaarssociëteit De Kring te Amsterdam – kunsthistorisch wel degelijk waarde kan hebben. Dr. mr. Schelleman (UvA) licht toe dat een rechte lijn gezien kan worden van de conceptuele beweging in de jaren zeventig, waarin het idee het kunstwerk was, naar de huidige actie. “De overheid kampt met het probleem dat de gehele besluitvorming aangaande de validiteit van het werk gecentreerd is om de persoon van de kunstenaar. Kunsthistorici en specialisten kunnen zich nog wel met enige moeite uiten over de kwaliteit van werk, maar over de status van het werk als werk puur sang hebben zij weinig tot niets meer te zeggen,” aldus Schelleman.
In de hoop dat een brede zitting van kunsthistorici het tij nog kan keren, heeft het WIK een extra colloquium in het leven geroepen. Het collectief gaf hierop echter te kennen dat het colloquium zelf tot ironisch kunstwerk zou worden verheven. Piet de Bruin, directeur van het WIK, reageerde met een schrijven waarin hij het collectief aanraadt van de actie af te zien, aangezien de volgende logische stap enkel het opheffen van de uitkeringsregeling voor kunstenaars als zodanig kan zijn. Hierop zijn enige verzoenende geluiden vernomen uit het collectief, die aandringen op schikking en de acceptatie van de uitkomst van het colloquium, mits de vorderingen die hieruit voorkomen niet met terugwerkende kracht zullen worden toegepast. De Bruin zegt in een reactie dat hij nog niets officieel vernomen heeft, maar zeker over het voorstel wil nadenken.